’s Morgens vroeg ging Abraham naar de plaats waar hij bij de HEER had gestaan. Toen hij uitkeek over Sodom en Gomorra en over de hele vallei, zag hij dikke rookwolken van het land opstijgen als uit een smeltoven.
Toen God de steden wegvaagde waar Lot had gewoond, liet Hij Lot aan de ondergang ontkomen. Zo hield God, toen Hij de steden in de vallei verwoestte, rekening met Abraham.
Omdat Lot niet in Soar durfde te blijven, verliet hij die plaats en ging in de bergen wonen, samen met zijn twee dochters. Daar woonden ze met elkaar in een grot. Op een dag zei de oudste dochter tegen de jongste:
‘Onze vader is al oud, en er is in dit gebied nergens meer een man die met ons kan doen wat op de hele wereld de gewoonte is. Laten we daarom onze vader dronken voeren en met hem slapen; dan kunnen we kinderen krijgen van onze vader.’ Nog diezelfde nacht gaven ze hun vader wijn te drinken, en de oudste sliep met haar vader, zonder dat hij er ook maar iets van merkte dat ze bij hem kwam en weer wegging. De volgende morgen zei de oudste tegen de jongste:
‘De afgelopen nacht heb ik met mijn vader geslapen. Laten we hem ook vannacht weer dronken voeren, en dit keer moet jij met hem slapen; dan kunnen we allebei kinderen krijgen van onze vader.’ Ook die nacht gaven ze hun vader wijn te drinken, en ditmaal sliep de jongste met hem, zonder dat hij er ook maar iets van merkte dat ze bij hem kwam en weer wegging. Zo werden Lots beide dochters zwanger van hun vader. De oudste bracht een zoon ter wereld die ze Moab noemde. Hij werd de stamvader van de huidige Moabieten. Ook de jongste bracht een zoon ter wereld, die ze Ben-Ammi noemde. Hij werd de stamvader van de huidige ammonieten.